Rhesus bloedgroep tijdens de zwangerschap
Rond 12 weken zwangerschap vragen we je om bloedonderzoek te laten doen. Er wordt onder andere gekeken naar je bloedgroep. Daarbij worden de volgende bepalingen gedaan:
- Bloedgroep A, B, AB of 0
- Rhesus c
- Rhesus D
- Bloedgroepantistoffen
Rhesus c en Rhesus D
Bij de meeste vrouwen is de Rhesus c en Rhesus D positief. In dat geval is verder onderzoek niet nodig. Ben je echter Rhesus c of Rhesus D negatief, dan krijg je vervolgonderzoek in de 27ste week van je zwangerschap. Het zit zo: Tijdens je zwangerschap of bij de bevalling kan een beetje bloed van de baby zich mengen met het bloed van de moeder. In sommige gevallen gaat de moeder dan antistoffen aanmaken tegen het bloed van de baby. Daardoor kan het bloed van de baby afgebroken worden en ontstaat er bloedarmoede. Dit heet ook wel Rhesusziekte. Door de afbraak van rode bloedcellen kan geelzucht bij de baby ontstaan.
In de 27ste week vragen we je om vervolgonderzoek te laten doen.
Bij Rhesus c negatieve vrouwen wordt gekeken of er antistoffen worden aangetoond. De kans hierop is klein. Er is ook geen behandeling, maar jij en je baby worden goed in de gaten gehouden.
Bij Rhesus D negatieve vrouwen, wordt er in de 27ste week gekeken naar de Rhesus D factor van de baby. Dit noemen we de foetale Rhesus D (FRhD). Is deze net als bij de moeder negatief, dan is er geen risico op Rhesusziekte. Is de Rhesus D van de baby positief, dan wordt er door middel van medicatie voorkomen dat de moeder antistoffen gaat aanmaken. Zij krijgt dan bij 30 weken en na de bevalling een anti-D prik.
Bloedgroepantistoffen
Wanneer je in contact komt met bloed van een persoon met een andere bloedgroep, bijvoorbeeld door een bloedtransfusie of zwangerschap, kan de moeder antistoffen aanmaken tegen het bloed van de baby. Daardoor kan het bloed van de baby afbreken en kan de baby bloedarmoede krijgen.
Aangetoonde antistoffen komen niet vaak voor. Mocht dit bij jou worden aangetoond, dan wordt vervolgonderzoek gedaan. Er zijn bijvoorbeeld veel antistoffen die de placenta (moederkoek) niet kunnen passeren en dus ook geen kwaad kunnen. Mochten er antistoffen worden aangetoond die het bloed van de baby wel kunnen afbreken, dan moet je regelmatig bloedonderzoek laten doen en word je goed in de gaten gehouden. Soms zijn extra controles nodig en neemt de gynaecoloog de zorg over.